Het ontstaan van Ebenoch
Ebenoch op reis
“De wereld is gek geworden.” dacht Ebenoch bij zichzelf. Eeuwenlang liep, vloog en zwom hij al op deze wereld. Titanen, draken en andere machtige wezens hadden hun vroegere bestaan de rug toegekeerd. Ze wilden macht. Sommigen wilden plots de enigen zijn die nog rondliepen. Sommigen wilden de anderen tot hun slaven maken. Dat terwijl de wereld altijd groot genoeg was geweest. De laatste eeuwen, zij het slechts een klein deel van zijn leven, was overal strijd. De reuzen vochten met de draken. Eeuwenoude basilisken vochten met de elementen zelf.
Ebenoch zelf was ook aan een gevecht ten prooi gevallen, maar als misschien wel de oudste draak die er bestond was zijn macht groter dan waar de meesten van konden dromen.
De vlammen uit zijn longen waren ongeëvenaard en zelfs de ruige stenen huid van de golems zou eronder bezwijken. Zijn klauwen waren zo krachtig dat het land zelf er niets tegen kon beginnen. De wind van zijn vleugels bracht reuzen tot hun knieën. Een draak die hem had uitgedaagd, was gevlucht na de eerste dreiging. Ondanks deze kennis ging de strijd door.
Op deze vlaktes waar Ebenoch zijn leven lang rondgezworven had, met zowel vriend als nu vijand, kon Ebenoch geen rust meer vinden. Tijdens zijn tijden van rust, kreeg hij nachtmerries. Tijdens de dag ging hij conflicten en ruzies uit de weg en zelfs zijn lange nachten werd hij achtervolgd door de ruzies die door de andere machtige wezens met elkaar hadden. Ze waren de oudsten die ooit rondgezworven hadden op de verschillende dimensies en toch was het niet genoeg. Op een wederom eenzame dag, nam Ebenoch het besluit dat zijn tijd gekomen was.
Maar, in tegenstelling tot zijn ‘soortgenoten’ – een titel die hij nog maar met veel tegenzin gebruikte – zou hij niet ten onder gaan in een strijd.
Hij zou geen anderen uitdagen en middels verlies van anderen zijn laatste adem blazen. Ebenoch besloot nog één laatste reis te maken – een plek waar hij misschien wel alleen was, maar waar wel de rust was. De rust waar hij inmiddels al decennia naar op zoek was geweest.
Het duurde nog jaren. Jaren waarin hij van dag tot dag vloog. Ieder die hij tegenkwam vluchtte of wilde de strijd aan. Nog altijd begreep Ebenoch niet waar ze voor vochten en vloog door. Helaas kon Ebenoch nog altijd geen plek vinden, waar de rust zich zou laten zien. Toen besloot hij de plek te creëren. Niet door het uitdrijven van anderen, maar door zich te verhullen. Door de kortzichtigheid om zich heen besloot de machtige draak om een drempel te zoeken die ze niet zouden nemen. Iets waar ze het nut niet van inzagen. Hij zocht de grootste berg die hij kon vinden. Een berg die zelfs hij met veel moeite zou kunnen moeten bedwingen. Dat zou de plek zijn waar rust te vinden was.
Uiteindelijk vond hij een berg. Een berg was zo fors, dat hij de uiteindes niet kon zien en de top al helemaal niet. Zonder enige twijfel besteeg hij de berg, met vleugels in de lucht en als deze te moe werden, met zijn klauwen langs het steen.
Het duurde vijf jaar voor hij op de top van de berg was. Op de berg oogde het rustig, maar Ebenoch vond het niet genoeg. Hij kon nog altijd de strijd horen. Achter de berg was een diepe klif en een gigantische zee. Vol herinneringen aan zijn tochten te water, besloot hij de berg weer af te dalen.
Steeds dieper en dieper, tot hij geen geluid meer kon horen. Aan de voet van de berg, langs het water, ging Ebenoch liggen. Deze rustige plek was de perfecte laatste rustplaats voor een draak die zijn glorietijden achter zich had liggen en alleen maar rust wenste.
“Nu is mijn tijd gekomen. Ik verlaat deze wereld maar mijn wens blijft dat zich ooit een nieuwe wereld zal vormen. Één waar ze opnieuw kunnen beginnen en waar goden ervoor waken dat het uit de hand loopt.”
Zijn zoektocht heeft 89 jaar geduurd. Een zoektocht dat nauwlettend werd gevolgd door de Machtige Acht, die oren hadden naar zijn wens.
Ebenoch’s tweede leven
Zijn moed in de zoektocht naar een waardige plek om te rusten, inspireerde iets van bewondering bij verschillende goden. Deze oude goden zagen de meeste bewegingen in de wereld als vermakelijke schouwspelen, waarvan alleen de beste spelers hen langer bij bleven dan een enkele adem.
Ebenoch was anders, zijn reis duurde bijna een eeuw en het was de draak niet gemakkelijk gemaakt.
Kou, duisternis, iele lucht, lege vlaktes, vocht, scherpe pieken, schaarste, verraderlijke grotten en pijnlijke onsterfelijkheid. De oude draak maakte een zware tocht om zijn rustplaats te vinden.
Een groep van acht goden bewonderden zijn wilskracht en besloten hem te eren en te transformeren naar het paradijs waar hij voor gevochten had. In plaats van het natuurlijk vergaan van zijn lijf, schiepen ze vruchtbare grond uit zijn vlees en bergen uit zijn vleugels. Allen voegden ze iets toe:
Kirit nam Ebenoch’s vuur en schiep uit de vlammen een zon om het duister te verlichten en het hart te verwarmen.
Dilay beloofde een ongestoorde rust aan de draak en schiep de maan in de lucht.
Sadi besloot de munt van het lot tot voorspoed te draaien voor de toekomst van de draak.
Martlrun groef in de schubben en creëerde een gehard volk uit gesteente. Hij noemde ze Dwergen. Zij zouden de bergen bewonen en bewaken om de kou uit zijn aderen houden.
Palora nam zijn adem en blies de Elven kinderen uit de bomen. Zij zouden leren van de wijsheid van Ebenoch en magische kracht, maar bovenal over de draak zijn dromen waken.
Gav’ril nam een klauw en vervormde ze tot de machtige Orken. Zij zouden reizen en zijn tocht in ere houden en zo zouden zij het hart bewaken.
Kirit nam het vlees en schiep de Mensen. Zij zouden hem verzorgen, de aarde bewerken en zijn vruchten eren.
Ferada ontfermde zich over zijn ziel en schonk het nieuwe leven sterfelijkheid. Opdat Ebenoch zijn rustplaats ook een rustplaats voor herleving zou zijn.
Tot slot tekenden de goden elk hun werk in de hoop dat de ‘Toekomst van de Draak’ hen niet zou vergeten en hen allen eer zou schenken. Allen kozen zij een plek uit op zijn lijf om hun band met de nieuwe bewoners sterk te houden. Plekken die nog altijd een bepaalde kracht bezitten. En waar de Magi zullen rondwaren. Dit waren machtige magiërs die die taak kregen om het domein en diens bewoners te bewaken van de buitenwereld. De buitenwereld die Ebenoch ook achter zich heeft gelaten.
In hun afgeschermde domein hebben de
Machtige Acht de basis gelegd voor een veilige haven waar zij ook verantwoordelijk zijn voor het verloop van tijd, dag, nacht en seizoenen.
Sinds het ontstaan van deze wereld is er veel tijd verstreken. Rijken hebben zich gevormd en naast de giften van de Machtige Acht zijn er ook andere figuren verschenen zoals dieren en zelfs andere volkeren.